Enkele-feit-bepaling en gelijkheidsdenken

W. Simons (rechts liberaal) - afkomstig uit: Dagelijkse Standaard (2011-01-04)

Afgelopen week kwam hij weer even langs: de ‘enkele-feits-constructie.’ Volgens deze bepaling kunnen bijzondere scholen op religieuze grondslag personeel weigeren, weliswaar niet op basis van het ‘enkele feit’ dat zij bijvoorbeeld homoseksueel zijn, maar wel als zij dit uitdragen of een openlijke, homoseksuele relatie onderhouden. De bepaling vloeit voort uit de grondwettelijke vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 Grondwet.

Vorige week verscheen onderstaand citaat in een artikel in Christen-democratische verkenningen:

Burgers van Nederland hebben het recht om op godsdienstige gronden van opvatting zijn dat mensen met een homoseksuele geaardheid in seksuele onthouding zouden moeten leven. Wanneer ouders met deze opvatting vervolgens de vrijheid hebben om zich in een school van bijzonder onderwijs te organiseren, zou het ridicuul zijn van hen te vragen een docent in dienst te nemen die een homoseksuele relatie onderhoudt. Een orthodoxe moskee hoeft geen vrouw als imam te kiezen, een vrouwenvereniging hoeft geen man als lid te accepteren, een koor mag iemand weigeren die niet kan zingen en een club van roodharigen mag een brunette weren.

Tot zover klinkt dat alles best heel logisch. Daarnaast kun je je de vraag stellen wat een openlijke homoseksueel in vredesnaam te zoeken zou willen hebben op reformatorische scholen, want daar hebben we het nu over. We weten inmiddels hoe katholieke scholen tegenover homoseksuelen staan…

Toch zorgt deze kwestie geregeld weer voor ophef. Gelijkheidsfetishisten zoals je die bij D66 en GroenLinks vindt, spreken van schande en discriminatie. Homo’s, dat is toch een onderdrukte minderheid? En op basis daarvan moeten zij gepamperd en beschermd worden volgens de zelfverklaard verlichte progressieven. De Ongekroonde Koningin van de Verongelijktheid Femke Halsema heeft dan wel het veld geruimd – ze heeft waarschijnlijk zojuist haar kinderen naar hun nieuwe (witte) school gebracht en stort zich hierna vol overgave op het huishouden – en daarmee lijkt het verheven, zich moreel superieur voelende en drammerige toontje even van het Binnenhof verdwenen. Maar deze persoonlijke kruistocht is die van Boris van der Ham, de tweede man van een partij die zich sinds een aantal jaren affichieert als ‘sociaal-liberaal.’ Hij wil een resoluut einde maken aan deze ‘verkapte discriminatie van homo’s.’ Echter, ook Jeannine Hennis-Plasschaert van de VVD kondigde deze zomer aan om wetgeving in deze richting te zullen steunen.

Dan is er een probleem met discriminatie. Letterlijk betekent dat onderscheid maken. Maar onderscheid maken doen we allemaal, ieder moment van de dag. Mag ik geen onderscheid maken tussen een goede vriend die mij een bezoek brengt en een dronkaard die tegen de gevel van mijn huis staat te plassen? Moet ik de kat van de buren met dezelfde eerbied behandelen als mijn eigen vader? Natuurlijk niet. Waar het om gaat is dat de overheid geen onderscheid mag maken tussen haar burgers: in gelijke gevallen gelijke behandeling. En de overheid is nu juist in deze geen partij. Docenten zijn in dienst van scholen, niet van de overheid.

Het lijkt erop dat in dergelijke kwesties twee beginselen tegenover elkaar staan: vrijheid en ‘gelijkheid.’ Ofwel men vindt dat personen of organisaties zelf mogen beslissen over bijvoorbeeld hun personeelsbeleid, ofwel de overheid legt dwingende voorwaarden op, om een ‘eerlijk’ proces te garanderen. Progressieven prefereren doorgaans het opleggen van ‘gelijkheid,’ terwijl anderen de vrijheid liever hebben. Is het niet vreemd dat de zich tegenwoordig ‘liberaal’ noemende partijen als D66 en GroenLinks de vrijheid ondergeschikt maken aan hun eigen militante gelijkheidsopvattingen?

Het schijnt mij dan ook dat dergelijke partijen zich dit predicaat hebben aangemeten uit modieuze overwegingen, zonder dat ze er over nagedacht hebben wat de implicaties ervan zijn. Wanneer iemand echt liberaal is, dan staat de vrijheid voorop. Dat burgers hier niet altijd mee doen wat ‘het beste’ voor ze is, is een bedrijfsrisico. In plaats van zijn geld te investeren in een huis en uit te geven aan boeken en museumbezoek om zich te ontwikkelen, kan iemand er ook voor kiezen om drie weken lang te zuipen en patat met kroketten te gaan eten in Chersonissos. Je kunt het er mee eens zijn of niet, maar dat is vrijheid. Bovengenoemde partijen zijn kortom niets anders dan een paternalistische linkspartij met een modieus kapitalistisch sausje erover – light uiteraard, want teveel is niet goed voor je.

Deze bijdrage is verschenen op de rechtse weblog De Dagelijkse standaard, 4 januari 2011.