Gelijke monniken, gelijke kappen

Hoofdredactioneel commentaar (Reformatorisch Dagblad) - afkomstig uit: Reformatorisch Dagblad (2008-07-25)

De provincie Zeeland hoeft geen subsidie te geven voor de crisisopvang van probleemleerlingen op het Calvijn College. Dat besliste de Raad van State deze week.

Daardoor loopt de reformatorische scholengemeenschap 90.000 euro per jaar mis. Dat is, gezien de miljoenenbegroting van een dergelijke school, niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat. Daarmee kan deze zaak worden afgedaan als ”helaas, pindakaas” voor het Calvijn College.

Toch zit er meer achter. De dieper liggende vraag is deze: Is er in Nederland werkelijk gelijke bekostiging van openbaar en bijzonder onderwijs? Op papier wel, maar in de praktijk?

Voor de crisisopvang van probleemleerlingen -in vaktaal: reboundvoorziening- krijgt het Calvijn College geld van het Rijk. Daarnaast doet de school een beroep op de provincie Zeeland. Niet onlogisch, want provincies spelen met hun jeugdbeleid een nadrukkelijke rol bij het voorkomen van voortijdig schooluitval en de begeleiding van jongeren met ernstige gedragsproblemen.

Dat de provincie Zeeland die taak serieus neemt, blijkt uit het feit dat ze meebetaalt aan reboundvoorzieningen van andere scholen dan het Calvijn College. Ze stelt daarbij als voorwaarde dat scholen met elkaar samenwerken om het verder afglijden van deze jongeren te voorkomen. Voor een reformatorische school ligt een dergelijke eis lastig. Al snel komen er bij samenwerking met scholen van een andere kleur vragen om de hoek kijken die de identiteit raken. Daarom zoeken reformatorische scholen vaak samenwerking op landelijk niveau met gelijkgezinde partners.

Voor de provincie Zeeland is dit reden om niet mee te betalen aan de reboundvoorziening van het Calvijn College. De rechtbank in Middelburg gaf de provincie al eerder gelijk, en de Raad van State voegde zich daar deze week bij. Een gang van zaken die vragen oproept. Meet de provincie Zeeland niet met twee maten?

De kwestie doet sterk denken aan de felle discussies die in het verleden gevoerd moesten worden om de reformatorische schoolbegeleidingsdienst BGS gesubsidieerd te krijgen op plaatselijk niveau. Nogal wat gemeenten weigerden te betalen, omdat ze meenden dat leerlingen van reformatorische scholen best door een algemeen christelijke schoolbegeleidingsdienst geholpen konden worden. Zeker als de medewerkers van zo’n dienst bereid waren rekening te houden met levensbeschouwelijke principes. Toch oordeelde de Raad van State in al deze zaken dat gemeenten de BGS gewoon moesten betalen, omdat het reformatorisch onderwijs een erkende richting in het Nederlands onderwijsbestel is en daarom recht heeft op dezelfde financiering als het openbaar of het algemeen christelijk onderwijs. In de Calvijnkwestie wordt deze regel niet toegepast. Dat is merkwaardig.

Tegengeworpen kan worden dat het hier niet gaat om wettelijk verplichte bekostiging door het Rijk, maar om subsidie -noem het een gebaar van goede wil- van de provincie. Toch snijdt dit argument geen hout. Dan zou de provincie Zeeland beter aan geen enkele reboundvoorziening kunnen meebetalen. Het spreekwoord ”gelijke monniken, gelijke kappen” wordt in deze kwestie ten onrechte niet uitgevoerd.

Hoofredactioneelcommentaar Reformatorisch Dagblad 25 juli 2008