Geen onderscheid in zuilen meer, maar in onderwijsconcept

Wim Uphoff (onderwijsmanager) - afkomstig uit: Inzicht 6/2006 pag. 24, tijdschrift van Vereniging voor Openbaar Onderwijs (2006-11-09)

Een bekend argument voor het handhaven van artikel 23 van de grondwet is dat er voor ouders bij het kiezen van een school ook werkelijk iets te kiezen moet overblijven. Het grondwetsartikel is in die redenering de garantie voor de diversiteit in het onderwijs. Wim Uphoff, docent bij het opleidingscentrum Schoolmanagement Magistrum in Den Bosch draait het helemaal om: ‘Als er geen zuilair onderscheid meer is, zullen scholen zich veel sterker richten op een eigen onderwijsconcept. Dan valt er voor ouders heel veel meer te kiezen dan nu. Zij kiezen allang niet meer op de confessionele identiteit van de school, maar op bereikbaarheid en kwaliteit. En kwaliteit staat of valt met een doordachte en goed onderbouwde aanpak.’
Wim Uphoff

Uphoff: ‘Ik heb laatst op internet gezocht naar christelijke of katholieke peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en opvangcentra en die bleken er tot mijn verbazing niet te zijn. Dat is misschien hoopgevend, maar het roept ook een vraag op: waarom maken politici zich niet hard voor confessionele voorschoolse opvang? Waarom wel verzuiling in de begeleiding van kinderen vanaf vier jaar en niet daarvoor? Maar misschien maak ik wel slapende honden wakker.’

Principiële keuzes
Hoezeer Wim Uphoff vroeger, toen hij nog directeur van een openbare school was, ook gevleid was met een principiële keuze voor openbaar onderwijs, hij heeft het maar weinig meegemaakt. Als hij ouders vroeg naar hun overwegingen om voor zijn school te kiezen, hoorde hij bijna altijd dat de school goed bekend stond. En nu, een flink aantal jaren later, zo heeft hij geconstateerd, hecht zelfs het onderwijzend personeel niet meer aan de eigen richting. ’Van de vele schoolleiders van confessionele huize die ik in ons opleidingscentrum ontmoet heb, bleek desgevraagd dat zij, op een hoge uitzondering na, het geen enkel probleem vonden als hun school geen confessioneel etiket meer zou dragen. Ze besteedden daar ook nauwelijks meer aandacht aan. Dat geldt ook voor de leerkrachten die de ambitie hebben om schoolleider te worden, mensen die wij hier ook opleiden. Ik hoorde wel steeds zeggen dat het besturen zijn die zich krampachtig tegen ontzuiling verweren. Dat is volgens mij een machtskwestie. Deze bestuurders zijn vaak mensen met politieke ambities en bevinden zich in een netwerk van gelijkgezinden. Aan de docenten ligt het echt niet. Zij vinden het allemaal een heel goed idee om zich juist op onderwijsinhoudelijke profilering toe te leggen.

De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat ik ook een keer een directeur van een christelijke school op onze opleiding heb gehad op wiens school men ‘s ochtends met de hele schoolgemeenschap samenkwam om de dag te openen met een gebed. De dag werd ook weer met een gebed afgesloten. En elke leerling had minimaal twee bijbels in zijn kastje. Er zijn nog wel meer van die uitzonderingen. Bijvoorbeeld in het Land van Altena en Heusden en de Bommelerwaard met de protestants-christelijke en reformatorische scholen, daar worden nog principiële keuzes gemaakt.’

Twee maten
‘Dat zijn, samen met de islamitische scholen ook nog de enige confessionele scholen die waarmaken wat ze ouders bij de voordeur beloven. Het is ook eigenlijk heel vreemd dat de inspectie naar de islamitische scholen is getrokken om te beoordelen of de eigen identiteit niet werd overdreven. Maar hier liggen natuurlijk politieke motieven aan ten grondslag. En van die motieven neem ik met nadruk afstand. Er mag natuurlijk niet met twee maten worden gemeten. Zo lang het christelijk en reformatorisch onderwijs of het ‘echte’ katholieke onderwijs nog kunnen en mogen bestaan, mogen er geen obstakels verzonnen worden voor het islamitisch onderwijs. Maar dat op den duur alle zuilaire verschillen zouden moeten verdwijnen, staat voor mij als een paal boven water. De scholen die desondanks werk willen blijven maken van confessionele profilering zouden dat moeten doen door extra aandacht te schenken aan niet alleen levensbeschouwelijke vorming, maar ook en vooral aan een gericht aanbod van religieuze vorming. Zoals dat nu ook gebeurt bij het openbaar onderwijs, tenminste als men de zaken goed heeft geregeld. Dan is er niets op tegen dat er desnoods een predikant, een pastoor, een imam en een humanist geregeld geloofsopvoeding of humanistisch vormingsonderwijs verzorgen. Zo gebeurde dat vroeger op mijn school ook.’

Weigeren is over
Het argument van tegenstanders van artikel 23 dat het openbaar onderwijs een -vooral financiële- achterstand heeft opgelopen, heeft volgens Uphoff zijn kracht helemaal verloren. ’Ik vind het ook helemaal niets om in een slachtofferrol te kruipen. Mocht er nog een residu van die achterstand bestaan, dan vind ik dat je als schoolleider er maar moet uithalen wat erin zit. Ik heb overigens zelf nauwelijks iets van die achterstelling gemerkt. Misschien alleen als de samenstelling van een college van B en W gedomineerd werd door confessionele partijen. Dan ondervond je op het gebied van huisvesting wel eens tegenwerking. Maar met een zelfbewust en tactisch optreden bereikte je toch altijd je doel. En dan heb ik het over incidenten van zo’n twintig jaar geleden!
Zelfs de stelling dat de verzuiling verhindert dat kinderen van alle gezindten samen opgroeien, heeft voor Uphoff zijn geldigheid grotendeels verloren. ’Ik lees van mijn cursisten altijd de schoolplannen en schoolgidsen en daar staat, ook bij de confessionele scholen, bijna altijd in dat de school openstaat voor alle kinderen, ongeacht culturele achtergrond of geloof. Dan vraag ik altijd: ‘Willen jullie dat nou echt?’ En dan is het antwoord ‘ja’. Er zijn natuurlijk wel uitzonderingen, zoals laatst de gereformeerde scholengemeenschap Guido de Brès, met z’n kledingvoorschriften, maar dan is het ook echt nieuws. Door de bank genomen komt het weigeren van leerlingen nauwelijks meer voor. Ja, het gebeurt nog wel eens als men vreest dat een leerling een potentieel gevaar voor andere leerlingen zal vormen, maar dan zijn het niet alleen de confessionele scholen die een inschrijving proberen te voorkomen.’

Eerst de koers
Ondanks Wim Uphoff’s vaststelling dat enkele voorheen veel gebruikte argumenten hun geldigheid hebben verloren, blijft hij van mening dat artikel 23 zou moeten worden geschrapt. ’Liever vandaag dan morgen. Ik voel niets voor zo’n tussenoplossing waar de PvdA voor lijkt te hebben gekozen: stap voor stap door amendering en aanvullende wetgeving de negatieve bijwerkingen van het artikel tenietdoen. Ik vind dat een omzichtig politiek standpunt. Ik ben voor een heldere keuze. Je moet kiezen voor schrappen of handhaven en niet om onduidelijke redenen voor iets daar tussenin. Ik kies voor het eerste en als daar dan een democratische meerderheid voor is, dan moeten de groeperingen die zich tekortgedaan voelen zich daar maar in schikken. Maar je kunt wel rekening met ze houden. Je kunt je koers uitzetten en daarna gaan kijken hoe je de mensen, die aan het oude patroon willen vasthouden, langzamerhand kunt winnen voor een onverdeeld stelsel. Wat daarbij zeer zou kunnen helpen, is dat je in een breed overleg aan een andere, veel ruimere visie op onderwijs, vorming en ontwikkeling werkt. Het gaat nu immers heel anders dan vroeger: van negen tot twaalf en van half twee tot half vier naar school. Er is voorschoolse, tussentijdse en naschoolse opvang bijgekomen. Een kind is nu vaak een hele dag onder de pannen. Maar het wordt nu verbrokkeld begeleid in zijn ontwikkeling. Een stukje opvang, een stukje onderwijs, opvang, onderwijs enzovoort. Dat moet een eenheid worden, gericht op een optimale, harmonieuze ontwikkeling van het kind. Met behulp van deskundigen en specialisten van diverse disciplines. Ook met behulp van specialisten op het gebied van religieuze opvoeding in de eigen godsdienstige overtuiging. Zo’n instituut is niet alleen maar een school met aangeplakte uurtjes vorming en ontspanning, maar een allesomvattende opvoeding buitenshuis. In Eindhoven denkt men in die richting. Daar heeft met het ook niet over scholen maar over ‘spilcentra’.

Echt profileren
Uphoff: ‘Dat alles dan nòg meer op elkaar zou gaan lijken, is niet zo. Wat zie je bijvoorbeeld nu in de grote steden? Clusters van scholen. Een PC-school, een RK-school, een Nutsschool en een openbare school, in een actieradius van maar één kilometer. En elke school roept om het hardst dat men zich wil profileren. Maar als je dan heel goed gaat kijken of er wezenlijk ander onderwijs wordt verzorgd, dan valt dat bitter tegen. Het enige onderscheid is eigenlijk het bord op de gevel. Stel dat je dat zuilair onderscheid afschaft, dan is er voor de scholen die zich willen profileren nog maar één weg: werk maken van een eigen onderwijsconcept. En niet meer via vrijblijvende afleidingen als: ‘wij willen dat…’, maar als team pedagogische en didactische doelstellingen formuleren, de praktische consequenties doorwerken, de kwaliteiten van teamleden optimaal benutten en ga zo maar door. Dan kunnen scholen echt zeggen: ‘Dit zijn de waarden en normen die wij uitdragen.’ Als dat gebeurt, zullen ouders eindelijk echt iets te kiezen hebben. Als al die scholen bovendien het vak geestelijke stromingen op een serieuze manier aanbieden en aanvullend godsdienstonderwijs naar eigen keuze verzorgen, dan zal geen ouder, van welke confessionele richting dan ook, klagen over een gebrek aan keuzemogelijkheden!’

De Vereniging voor Openbaar Onderwijs (VOO) streeft naar:

School. Zonder voorvoegsels als: algemeen bijzondere, islamitische, katholieke, protestants-christelijke, openbare, enzovoorts.

De redenen:

  • Elk kind heeft het recht om van jongs af aan andere godsdiensten en culturen te leren kennen.
  • De échte samen(!)leving is ook niet opgedeeld in verzuilde hokjes.
  • De verzuiling speelt steeds minder een rol bij de schoolkeuze van ouders.
  • Veel bijzondere scholen 'doen' er niet zoveel meer aan en laten alle leerlingen toe.
  • Als je het hebt over 'integratie', dan moet je op z'n minst zelf het voorbeeld geven; zeker aan kinderen.

De kenmerken:

  • Alle scholen zijn onbeperkt toegankelijk voor alle kinderen (wens 71% Nederlanders; bron Onderwijsmeter OCW).
  • Op vraag van de ouders is humanistisch vormingsonderwijs en elk gewenst godsdienstonderwijs mogelijk.
  • Eén bestuur bestuurt alle scholen in een (deel van een) stad of regio.

Inzicht laat een aantal mensen aan het woord over deze gedachte.

Moed
In de discussie over artikel 23 wordt ook wel eens gezegd dat er nu, ondanks het bestaan van het artikel, ook al nauwelijks meer onderscheid is tussen bijvoorbeeld een katholieke en een openbare school. Met andere woorden: waar maken we ons zo druk over? Wim Uphoff vindt dat een slappe houding. ‘Als je bepaalde ontwikkelingen waarneemt, dan moet je ook de moed hebben om daar je regelgeving op af te stemmen. Niet alles op zijn beloop laten, maar het aandurven om ook die laatste stap te zetten. Er zijn verschillende politieke partijen die in principe tegen verzuild onderwijs zijn, maar die zich daar toch niet krachtig over durven uit te spreken: De PvdA, D66 en de over dit onderwerp zeer verdeelde VVD. Het is me ook een raadsel dat er tijdens de kabinetten Kok nooit pogingen zijn gedaan om spijkers met koppen te slaan. Er zullen wel politieke motieven achterzitten, maar ik zou niet weten welke.’