PRDV en artikel 23

Willem Kok (SGP-jongeren) - afkomstig uit: De Banier (partijblad SGP), 84e jg. nr. 23 p. 16 (2005-12-09)

De vrijheid van onderwijs is in het geding. Zoveel is inmiddels duidelijk. De discussie over artikel 23 van de Grondwet zet zich al maanden voort. Onlangs is daar nog een schepje bovenop gedaan door de bekende misdaadverslaggever, Peter R. de Vries, die met de PRDV de politiek in wil. Hij pleit voor het afschaffen van de subsidiëring van het bijzonder onderwijs. Op grond van het argument dat bijzondere scholen al lang niet meer bijzonder zijn en dat ze de segregatie in de hand werken. Is dat juist?

Wie de moeite neemt om een blik te werpen op de site van de PRDV leest over het bijzonder onderwijs onder meer: ‘Het bijzonder onderwijs is inmiddels al decennia – zowel wat leerlingen, docenten en ouders betreft – opengesteld voor iedereen, los van de vraag of zij de oorspronkelijke doelstelling van dat bijzonder onderwijs onderschrijven. De koepelorganisaties van het bijzonder onderwijs – semi publieke organisaties – zien er op toe dat het land voldoende aanbod krijgt van bijzonder onderwijs, los van de voorkeuren van leerlingen, docenten en ouders. Met andere woorden: het bijzonder onderwijs is – op enkele kernen na – definitief ontzuild’.

Vrijheid van ouders
We kunnen niet ontkennen dat het onderwijs voor een groot deel is ontzuild, maar het overige deel van de argumentatie is zwak, zoniet onjuist. Zo is het bijzonder onderwijs niet opengesteld voor iedereen. Het bijzondere van een school houdt in dat een school een bepaalde ideologie heeft, die zij op educatieve wijze wil overdragen aan de leerlingen. Ouders die deze ideologie niet onderschrijven, kunnen hun leerlingen niet op die school laten participeren. Hieruit vloeit gelijk de ontkrachting van het argument voort dat het aanbod los zou staan van de voorkeur. In de praktijk hebben de koepelorganisaties hier geen sturende invloed op. De keuze van een school is primair een keuze van de ouders, het aanbod gaat samen met de vraag. Dit is onlangs nog benadrukt door Jan De Vries, de CDA-woordvoerder van onderwijs, ‘De vrijheid van onderwijs is niet van de schoolbesturen, niet van de koepels en zelfs niet van het CDA. Nee, de vrijheid van onderwijs is vooral de vrijheid van ouders. Zij hebben de vrijheid een school te stichten of te kiezen voor hun kinderen. Zij kiezen voor een school die past bij hun kind, een school die past bij hun godsdienstige, levensbeschouwelijke en/of pedagogische visie. Het is dan ook de school van de ouders. Een pluriform aanbod van scholen is dus in het belang van de ouders en het kind.’
Ouders kiezen vaak voor een bijzondere school vanwege de kwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan sfeer, goede docenten en de overdracht van normen en waarden.

Afschaffing lost segregatie niet op
Net zoals Peter R. de Vries erkennen wij het probleem van de segregatie in het onderwijs. Maar de oplossing die De Vries voorstelt is niet adequaat. Volgens De Vries is het om de segregatie tegen te gaan noodzakelijk de grondslag van ons onderwijssysteem ingrijpend te veranderen. ‘We moeten toe naar een ongedeeld openbaar onderwijs waarin ruimte is voor verschillende culturele en religieuze achtergronden, maar waarbij het algemeen vormend karakter centraal staat en bepalend is’. De Vries denkt dat het probleem van segregatie in artikel 23 zit. Maar weet hij wel hoe artikel 23 in de praktijk uitwerkt? Ben Vermeulen, lid van de Onderwijsraad, onderzocht of artikel 23 inderdaad leidt tot een grotere scheiding tussen allochtone en autochtone kinderen. Zijn conclusie: bijzondere scholen zijn nauwelijks ‘witter’ dan openbare. Bovendien is volgens hem niet hard te maken dat het bijzonder onderwijs kinderen op deze wijze selecteert.
In de praktijk blijkt dat mensen die zich aan elkaar verwant voelen door taal, cultuur en religie elkaar opzoeken. Als er in het onderwijs ruimte blijft voor religieuze en culturele aspecten zullen leerlingen met een zelfde achtergrond elkaar blijven opzoeken en zo groepen vormen, waardoor de segregatie blijft voortbestaan. Als men per sé de bijzondere scholen wil afschaffen en in het openbare onderwijs de culturele en religieuze aspecten wil vormgeven, kan men net zo goed de bestaande situatie handhaven. Want het ‘probleem’ zit hem in de verschillende culturen. Of je nu op een bijzondere of een openbare school zit, het algemeen vormende karakter is op alle scholen navenant gelijk door de invloed van de overheid op de onderwijsvormen. Kort gezegd, de mensen die zich met elkaar verwant voelen blijven elkaar opzoeken. Het door De Vries gelanceerde idee doet daar niets aan af.
Bijzondere scholen bestaan al eeuwen. De gelijkstelling van het bijzondere onderwijs met het openbare onderwijs dateert van bijna een eeuw terug. De verzuiling deelde de scholen in vier stromingen: liberalen, socialisten, rooms-katholieken en protestanten. Deze verschillende stromingen gaven het onderwijs verschillende karakters, maar zelden was er sprake van niveauverschillen. Het feit dat er nu wel sprake is van niveauverschillen in het onderwijs kan moeilijk voortvloeien uit het bestaan van verschillende ideologieën van de scholen. Het probleem ligt voornamelijk in de culturele achtergrond van de leerlingen.

Probleem bij bron aanpakken
Belangrijk is daarom om het probleem bij de wortel aan te pakken. De segregatieproblematiek welke voornamelijk veroorzaakt wordt door de tegenstelling allochtoon - autochtoon, zou men moeten aanpakken door middel van aanpassing van het dagelijkse leven aan de culturen van elkaar. Dan heb ik het niet eens over het opdringen van de Westerse cultuur. Maar als er in het dagelijkse leven op een gelijke wijze wordt geparticipeerd in de samenleving, dan zal de vrucht daarvan ook op de scholen merkbaar zijn. Ouders zullen dan kiezen voor een school die past bij hun gewijzigde manier van denken en leven. Het zou dan niet verwonderlijk zijn als de keuze van de school van allochtone ouders dezelfde is als van autochtone ouders.
Het idee van De Vries zal niet werken . Bovendien tast het een fundamenteel recht aan. Want de keuze voor een school moet de keuze van de ouders blijven. Misschien is het daarom dan ook niet verwonderlijk dat 62% van de Nederlanders in een representatieve steekproef nee zegt tegen afschaffing van subsidiëring van het bijzonder onderwijs door de overheid. Ouders willen kunnen kiezen. Hun kind moet op die school komen te zitten, die hun het meest aanspreekt. Hetzij door kwalitatieve aspecten, hetzij door vormaspecten.

Willem Kok, voorzitter commissie Onderwijs, sectie Politiek, SGP-J