Christelijke Hogeschool Ede mag katholieke sollicitant afwijzen

27 juli 2012

De Christelijke Hogeschool Ede (CHE) mag weigeren een man aan te stellen als docent, omdat hij een rooms-katholieke achtergrond heeft. Dat heeft de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) deze week uitgesproken.

De man had bezwaar aangetekend bij de commissie, nadat hij bij de CHE had gesolliciteerd naar de functie senior docent ethiek. In zijn afwijzingsbrief kreeg hij in vijf punten uitgelegd waarom de hogeschool hem niet aannam. Eén punt was: "Vanwege onbekendheid en beperkte affiniteit met onze identiteit."

De sollicitant, die zichzelf ziet als bruggenbouwer en zo de christelijke eenheid wil verwezenlijken, stelde bij de commissie dat hij wel degelijk affiniteit met de grondslag heeft. Volgens hem maakte de CHE verboden onderscheid op grond van godsdienst.

De CGB oordeelt echter dat de hogeschool tegenover de sollicitant geen verboden onderscheid heeft gemaakt. Instellingen van bijzonder onderwijs mogen volgens de wet eisen stellen die –gelet op het doel van de instelling– nodig zijn voor het verwezenlijken van hun grondslag. Volgens de CGB voert de CHE een "consistent beleid gericht op de handhaving van zijn grondslag. Hierbij heeft gewogen dat de stichting van alle docenten verwacht dat zij meelevend lid zijn van een protestantse kerk en hierop nooit een uitzondering maakt." De commissie stelde verder in haar uitspraak dat "de eisen die de stichting aan een docent stelt omtrent zijn godsdienstige overtuiging noodzakelijk zijn voor het verwezenlijking van haar grondslag."

Bron: Reformatorisch Dagblad, 27 juli 2012

Zie ook het volledige oordeel van de Commussie Gelijke Behandeling, 25 juli 2012

> Terug naar het nieuwsoverzicht <