Etnische diversiteit negatief effect op leerprestaties

21 juni 2010

Het mengen van witte en zwarte scholen helpt leerlingen niet vooruit. Integendeel, leerlingen van scholen met een grote etnische diversiteit presteren minder goed dan vergelijkbare leerlingen op scholen met een homogene samenstelling. Dat stelde prof. dr. J. Dronkers donderdagmiddag in zijn oratie als hoogleraar aan de Universiteit Maastricht.

Jaap DronkersHij bezet in het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) de leerstoel internationaal vergelijkend onderzoek van onderwijsprestaties en sociale ongelijkheid.

Zowel allochtone als autochtone leerlingen zijn met die ongelijkheid niet gebaat, concludeert Dronkers onder meer na onderzoek van gegevens uit internationaal onderzoek. Beide groepen leerlingen doen het op gemengde scholen minder goed. Voor autochtone leerlingen is het negatieve effect van etnische diversiteit het sterkst in onderwijsstelsels zoals het Nederlandse, waarin een hiërarchie van schooltypen bestaat: onderscheid tussen vmbo, havo en vwo.

Daarnaast speelt het aantal en de herkomst van allochtone leerlingen een belangrijke rol, stelt Dronkers. Een groter aandeel leerlingen uit islamitische landen op school beïnvloedt de prestaties van alle leerlingen negatief, terwijl een grotere inbreng van leerlingen uit Zuid- en Oost-Azië juist positief werkt.

Een hoger aandeel allochtone leerlingen op een school bevordert de onderwijsprestaties van die allochtonen alleen als zij uit dezelfde regio komen. Dit positieve effect van etnische homogeniteit in scholen kan volgens hem de aantrekkingskracht van bijvoorbeeld islamitische, witte en joodse scholen verklaren.

"Ik ben een socioloog die onderwijs bestudeert", zegt Dronkers. "Ik ben vooral empiricus: ik vind niks, ik reken uit. Mijn rol is het goed doorrekenen van aannames en veronderstellingen die mensen hebben over hoe de dingen in elkaar zitten. Dus als men zegt, zoals onlangs Nederland Kiest Kleur deed: "De onderwijsachterstand van migrantenkinderen komt door het slechte milieu waar ze uit komen", dan zeg ik: "Dat wil ik graag narekenen." En dan luidt de uitkomst dat leerlingen die afkomstig zijn uit islamitische landen lagere onderwijsprestaties hebben dan andere vergelijkbare allochtone leerlingen. Die achterstand kan niet door sociaal-economische achtergrond, schoolkenmerken of onderwijsstelsel verklaard worden. Het eenzijdig hameren daarop heeft dus geen wetenschappelijke basis."

Voorstanders van het ‘mengen’ van witte en zwarte leerlingen willen daarmee de afstand tussen etnische groepen verkleinen. Maar al zou dat doel daarmee bereikt worden, dan blijft voor Dronkers overeind staan dat de prestaties op gemengde scholen achterblijven. "Er moet dan een politieke keuze gemaakt worden: wat is belangrijker voor onze samenleving, een kleinere sociale afstand tussen etnische groepen of betere onderwijsprestaties van immigrantenleerlingen?"

Dronkers gebruikte gegevens uit het Program for International Student Assessment (PISA). Sinds 2000 wordt deze test om de drie jaar afgenomen bij 15-jarige leerlingen in een groot aantal landen. Het doel is het in kaart brengen van wiskunde-, natuurkunde- en leesvaardig­heden aan het eind van de periode van verplicht onderwijs.

"Het Nederlandse onderwijs scoort slecht op emancipatie als gevolg van de vele verschillende schooltypen en de afschaffing van opstroommogelijkheden in de jaren negentig", stelt Dronkers. "Juist de stap van mavo naar havo of van havo naar vwo was voor veel immigranten een manier om hogerop te komen."

Bron: Persbericht inaugurele rede, Universiteit Maastricht, 17 juni 2010

Zie ook:

> Terug naar het nieuwsoverzicht <