Hoornbeeck moet student toelaten

25 juli 2007

Het Hoornbeeck College in Amersfoort heeft Thomas Roest uit Veenendaal vorig jaar ten onrechte afgewezen. Dat heeft het gerechtshof in Arnhem dinsdag uitgesproken.

Het hof stelde de ouders van de jongen in het gelijk, die in beroep waren gegaan tegen het vonnis van de Utrechtse rechtbank. Die sprak in augustus vorig jaar na een kort geding uit dat het Hoornbeeck College een scholier mag weigeren op grond van de eigen uitleg van de toelatingsnormen die dienen om de identiteit van de school te handhaven. Volgens de rechtbank stond, op grond van verklaringen van de ouders, voldoende vast dat ze niet voldeden aan een aantal punten in de identiteitsverklaring.

„Een aspirant-leerling was door de school afgewezen omdat, kort gezegd, zijn ouders over tv en open internet beschikten, zij een van de school afwijkende visie op medezeggenschap hebben, zij bepaalde Bijbelvertalingen gebruiken en hun dochter wel eens een broek draagt”, vat het Arnhemse gerechtshof de zaak samen.

Het hof „stelt de in artikel 23 van de Grondwet gewaarborgde vrijheid van richting van het bijzonder onderwijs voorop. Aan de bijzondere school komt in beginsel de vrijheid toe leerlingen te weigeren op grond van de religieuze richting van de school. Die vrijheid wordt echter beperkt door de verplichting van de school zich consequent te houden aan haar eigen (beleids)regels omtrent toelating.”

Aan dat consequente handelen mankeert het volgens het gerechtshof in dit geval. „Dit omdat andere studenten in het verleden wél zijn toegelaten, ondanks het feit dat de ouders een van de school afwijkende visie op medezeggenschap hadden en/of er sprake was van het dragen van een broek door een studente of haar zus, terwijl ook de aanwezigheid van televisie geen breekpunt bleek te zijn.”

De handelwijze van de school is volgens het hof in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling. Daarom krijgt het Hoornbeeck College „het bevel de leerling alsnog toe te laten” op straffe van een dwangsom.

De reformatorische school voor middelbaar beroepsonderwijs wees de leerling af na twee gesprekken met de ouders. „Voor die procedure worden we eigenlijk afgestraft”, zegt directievoorzitter M. F. van Leeuwen. „Dat is teleurstellend. Door met de ouders diepgaand in gesprek te gaan, proberen we een zorgvuldige afweging te maken. We worden nu echter bijna gedwongen tot een ongenuanceerd beleid, met een hard scorelijstje: dit mag wel, dat mag niet.”

Van Leeuwen is blij dat het gerechtshof de vrijheid van onderwijs en de mogelijkheid een toelatingsbeleid te voeren onverkort overeind houdt. „Het hof plaatst echter vraagtekens bij de consistentie van ons beleid. Dat kan ertoe leiden dat we van elke leerling een dossier moeten aanleggen waarin precies staat op grond van welke punten iemand wel of niet is toegelaten.”

De advocaat van de ouders, mr. G. de Gelder, toont zich content met de uitspraak. „De ouders wilden niet het bijzonder onderwijs aanvallen, maar ze vroegen om een helder toelatingsbeleid met objectieve criteria. In die lijn heeft het Hof zich nu ook uitgesproken.” De leerling bezocht het afgelopen jaar het roc in Ede. Of hij zich alsnog bij het Hoornbeeck meldt, is volgens De Gelder nog niet beslist.

De school heeft nog niet besloten of ze in cassatie gaat bij de Hoge Raad. Die toetst met name of de gevolgde rechtsgang zorgvuldig is geweest.

Bron: Reformatorisch Dagblad

> Terug naar het nieuwsoverzicht <