3 Integratie van etnische minderheden is niet mogelijk doordat zij in aparte scholen terecht komen.
Bij deze stelling wordt gezocht naar de relatie tussen achterstanden, etnische minderheden en het bijzonder onderwijs. Is de schoolkeuze van leerlingen uit etnische minderheden een oorzaak of een gevolg van achterstanden? Heel specifiek wordt onderzocht of islamitische scholen op het gebied van integratie en achterstandsleerlingen een belangrijke rol spelen.
Argumenten contra deze stelling
Een taalachterstand bij het begin van de schoolloopbaan is een gevolg van (Bron p. 62):
- het opleidingsniveau ouders
- het pedagogisch klimaat in gezin zoals het deelnemen aan voorschoolse activiteiten, emotionele ondersteuning, lezen van boeken, bezoeken van schoolbijeenkomsten voor ouders)
- de thuistaal
- evt. huiselijke spanningen of verstoorde relaties
De schoolcarrière wordt beïnvloed door:
- de openheid van gezin voor Nederlandse samenleving
- het stimuleren van omgang met Nederlandse kinderen
- het spreken van Nederlandse taal
- het gebruik culturele voorzieningen zoals bibliotheek
- het bezoeken van gemengde school
- goede contacten met leerkrachten
Opleidingsniveau van ouders is belangrijkste voorspeller van achterstand. In het basisonderwijs is 13% van de leerlingen (200.000) allochtoon met laaggeschoolde ouders. Merendeel van deze leerlingen al bij binnenkomst aanzienlijke achterstand. (SCP) (Bron p. 366). Van de ruim 1,5 mln kinderen in het basisonderwijs behoren nu ongveer 400.000 kinderen tot de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid. Daarvan is de ene helft van allochtone en de andere helft van autochtone afkomst. (Bron)
Achterstanden zorgen ook voor selectie in het voortgezet onderwijs. De meeste achterstandsleerlingen komen in het vmbo. Van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs gaat 60% naar vmbo; allochtonen zijn in het vmbo oververtegenwoordigd; van hen 80% gaat naar vmbo/praktijkonderwijs (Bron p. 4). In 2000 was 1 op de 3 leerlingen in het praktijkonderwijs (30%) en het leerwegondersteunend onderwijs (32%) van allochtone herkomst; in het havo en vwo gold dat voor resp 5% en 3% (cijfers OCW) (SCP) (Bron p. 407).
Achterstand wordt wel ingelopen, in het bijzonder bij zwarte scholen is enige vooruitgang te zien volgens SCP (Bron p. 3) Jongeren met Turkse of Marokkaanse achtergrond nemen steeds meer deel aan havo/vwo. Tussen 1995 en 2001 steeg deelnamepercentage in leerjaar 3 havo/vwo onder Marokkaanse jongeren van 8% naar 19%, Turks van 17% naar 22% en autochtone van 35% naar 45%; hierdoor zullen de komende jaren geleidelijk aan steeds meer allochtone jongeren een toegangsbewijs voor het hoger onderwijs krijgen. (SCP) (Bron p. 379)
In de jaren negentig ging de totale leerlingenpopulatie met 5% omlaag, maar deelname aan de onderwijstypen voor jongeren met leer- en gedragsproblemen ging met 35% omhoog (tot 100.000 leerlingen). Hierbij waren allochtone jongeren sterk oververtegenwoordigd. (Bron p. 380-381)
Als startkwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt momenteel gezien een afgeronde beroepsopleiding op mbo-2-niveau of havo/vwodiploma. In 2000 had 25 % van de jongeren tussen 20-24 jaar geen startkwalificatie. Onder Turken goldt dit voor 55% en Marokkanen 65 %; de helft van die groep had zelfs geen enkel diploma. De achterstand is nog behoorlijk groot. (SCP) (Bron p. 380)
De leerwinst voor achterstandsleerlingen op zwarte scholen is vergelijkbaar met wittere scholen. SCP: zwarte scholen slagen er beter dan andere in om taalachterstand van leerlingen te verminderen (Bron, Bron p. 64 noot 111)
De segregatie in het onderwijs in de grote stad doet zich niet zozeer voor tussen autochtone en allochtone leerlingen. Een veel groter probleem is de segregatie tussen arm en rijk. Het probleem zit in het algemeen bijzonder onderwijs, zoals de Montessori- en Jenaplanscholen. Bijv. de Rotterdamse Schoolvereniging die bekend staat als elitair, zulke scholen werpen in sociaal-economische zin een muur op. (Bron)
Oorzaak desintegratie ligt niet in etniciteit maar in achterstand, o.a. door anderstaligheid en hiermee samenhangende achterstand (Bron p. 1; Bron p. 14). Deze achterstand zorgt voor gemiddeld veel hogere percentages zittenblijvers en drop-outs (Bron p. 62).
Als ouders zelf nauwelijks aan de Nederlandse cultuur deelnemen, taal slecht spreken of geen inzicht hebben in westerse waarden of bepaalde aspecten daarvan in feite afwijzen, is dat vaak terug te zien in probleemgedrag bij kinderen: leermoeiljkheden, vroegtijdig schoolverlaten, crimineel gedrag (Bron p. 12)
Achterstanden van allochtone leerlingen lopen op langere termijn duidelijk terug, zowel bij taal (aan het eind van de basisschool is er bij de zwakste groepen een achterstand van 2 jaar) als bij rekenen (achterstand nog een half jaar) (Bron p. 3)
Schakelklassen zorgen ervoor dat nieuw in ons land komende leerlingen gericht (via een eigen curriculum en didactiek) achterstanden kunnen inhalen. Hiermee wordt bovendien het regulier onderwijs ontlast. (Bron p. 14) Onderwijsachterstanden kunnen juist op islamitische scholen worden weggewerkt om dat deze vakdidactische en pedagogische voelbaarheid hebben met islamitische leerlingen; dit geldt niet voor overige zwarte scholen (Bron).
Er zijn heel weinig mono-etnische scholen met leerlingen van niet-westerse etniciteit en deze scholen groeien nauwelijks. 2003 was 0,25% van de basisscholen mono-etnisch: 8 Turks, 4 Marokkaans, 6 Surinaams. Drie van de "Surinaamse scholen" hadden minder dan 70 % 0,9 leerlingen hebben (Bron p. 4) Van de mono-etnische scholen zijn er 7 met een islamitische signatuur: 6 Turks, 1 Marokkaans (per 1 oktober 2003) (Bron)
Onderwijsprestaties van islamitische scholen zijn volgens inspectie goed (Bron), vergeleken met scholen met vergelijkbare leerlingenpopulatie (Bron). Op bepaalde punten, zoals rekenvaardigheden, scoren ze beter. Wel liggen prestaties lager dan de ‘gemiddelde’ basisschool. (Bron) Hierbij moet worden opgemerkt dat de registratie van cumi-leerlingen niet altijd betrouwbaar is. (zie de argumenten contra bij de stelling "Er ontstaan steeds meer zwarte scholen".)
Het aantal islamitische scholen groeit niet. In het kader van planprocedure voor nieuwe basisscholen is goedkeuring verleend aan de stichting van drie nieuwe islamitische basisscholen per 1-8-2004. Vanaf 1988 geleidelijke groei aantal scholen. (Bron) Per 1 oktober 2003 slechts 12% (41 scholen) van de zwarte scholen is islamitisch (Bron). 0,6% van de basisscholen is islamitisch. (Bron) In het voortgezet onderwijs zijn twee islamitisch scholen opgericht in 2000 en 2001; voor het eerstkomende plan van nieuwe scholen (2005-2007) geen aanvragen voor nieuwe scholen (Bron).
Aantal leerlingen op islamitische basisscholen was per 1 oktober 2003 8.366 oftewel 0,54% van totaal aantal leerlingen in basisonderwijs. Van de 200.000 allochtone kinderen in het basisonderwijs zitten er 7.500 op een islamitische school, dat is 4%. (Bron, Bron, Bron p. 376)