Vrijheid van onderwijs Kostbaar geschenk of noodzakelijk kwaad?

Joost Veldman (SGP-jongeren) - afkomstig uit: Ons Contact, Jongerenblad SGP, 2005-3 p. 41 (2005-10-26)

‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ wordt wel eens gezegd. Vandaar ook dat onderwijs van oudsher een belangrijk discussiepunt in de politiek is geweest. Recent nog woedde een discussie over de vraag of alleen de evolutieleer of ook de scheppingsleer in het lespakket behoort te zitten.

In Nederland kennen we het recht op ‘vrijheid van onderwijs’. Deze vrijheid kan in drie delen worden opgesplitst. In de eerste plaats de vrijheid van oprichting. Dit betekent dat iedereen onder bepaalde, door de overheid vastgestelde randvoorwaarden een school mag stichten. Daarnaast de vrijheid van richting. Met richting wordt gezindheid bedoeld. Dit houdt de vrijheid in om een school vanuit religieuze of pedagogische overtuiging op te richten. In de laatste plaats de vrijheid van inrichting. Dit houdt in dat een schoolbestuur vrij is om binnen bepaalde kaders eigen invulling te geven aan de lesinhoud en manier van onderwijs geven. Hierdoor ontstaan twee categorieën onderwijs: openbaar en bijzonder. Openbaar zijn die scholen die door de overheid opgericht en bestuurd worden. Bijzonder zijn die scholen waar gebruik gemaakt is van de vrijheid om een eigen school op te richten.

Ontstaan
Hoe zijn deze vrijheden tot stand gekomen? Nederland kende rond 1800 één staatsschool waar iedereen onderwijs ontving. Dit onderwijs werd grotendeels door de protestants-christelijke achtergrond van de leraren bepaald. Door de liberale en humanistische politieke wind die er rond die tijd waaide ontstond er bij christenpolitici echter steeds meer aversie tegen dit ‘algemeen’ christelijk onderwijs. De openbare school moest namelijk voor alle meningen acceptabel zijn, waardoor er van een christelijke school mét inhoud weinig over zou blijven. Aan de andere kant zagen zij het grote belang van protestants-christelijk onderwijs dat aan iedereen aangeboden werd. Deze tweestrijd is bij Groen van Prinsterer zichtbaar: eerst was hij fel tegenstander van de vrijheid van onderwijs, later werd hij voorstander.
Doordat de staat het openbaar onderwijs als ‘neutraal’ bestempelde, wat feitelijk inhield dat het onderwijs liberaal was, werd het hoge ideaal van openbaar christelijk onderwijs bijna onbereikbaar.
Vrijheid van onderwijs betekent echter nog geen gelijke financiering. Vanaf 1889 ontvingen christelijke scholen beperkte financiering. Het heeft echter tot 1920 geduurd voordat het bijzonder onderwijs gelijk met het openbaar onderwijs gefinancierd werd. Door een politieke deal tussen de antirevolutionairen en de Roomsen aan de ene kant en de socialisten en liberalen aan de andere kant kon gelijke financiering in de kamer worden afgedwongen. Met deze vrijheden en gelijke financiering heeft Nederland een unieke positie in de wereld. Al deze bepalingen zijn vastgelegd in artikel 23 van onze grondwet.

In de knel
Deze unieke positie staat echter steeds vaker onder druk. Vrijheid van onderwijs speelt namelijk een belangrijke rol in het integratiedebat. Wanneer christenen de vrijheid hebben om een eigen school op te richten, hebben moslims die ook. De vraag is echter of islamitische scholen bevorderlijk zijn voor de integratie. Bovendien mogen bijzondere scholen leerlingen, die er volgens hen niet thuishoren, weigeren. Partijen als VVD, PvdA, SP en D66 zien hierin redenen om de vrijheid van onderwijs te beperken of af te schaffen.

Daarnaast gaan er steeds meer stemmen op om de grondrechten (waaronder de vrijheid van onderwijs) te rangschikken naar belangrijkheid. Dan zou het niet-discriminatie beginsel voorop komen te staan, waardoor het in het bijzonder onderwijs niet meer mogelijk is om waardeoordelen uit te spreken over publieke zonden of andere godsdiensten.
De SGP heeft recentelijk uitgesproken zich voluit in te zetten vóór zowel het behoud van de vrijheid van onderwijs als de financiële gelijkstelling. De vrijheid van onderwijs is te kostbaar om te verliezen. Wonderlijk dat juist de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) plannen heeft om de vrijheid van onderwijs in te perken.

Joost Veldman is 5e jaars student bedrijfskunde en lid van de onderwijscommissie van SGP Jongeren.
Hij schreef dit artikel voor de gemiddelde lezers van het blad van de SGP Jongeren, jongens en meisjes tussen 14 en 18 jaar.