2 Bijzondere scholen zijn vaker wit dan openbare scholen omdat ze leerlingen weigeren met beroep op vrijheid van richting.

In deze stelling komen twee problemen samen. In de eerste plaats de oorzaak waarom een school wit of zwart is. Is hierbij de grondslag van de bijzondere school altijd een aannemelijke verklaring, of spelen daarbij veel vaker andere redenen een rol.
In de tweede plaats gaat deze stelling over de zogenaamde acceptatieplicht. Mogen bijzondere scholen kinderen van ouders weigeren wanneer deze niet onvoorwaardelijk de grondslag van de school onderschrijven en mee willen vormgeven?
Wanneer deze twee aspecten gemengd worden, zoals wel gebeurt, ontstaat er een oneigenlijke discussie.

Argumenten contra deze stelling

Er is een definitieprobleem rond dit onderwerp. Wanneer is sprake van integratie, en hoe moet de ‘mengverhouding’ zijn om een optimale kans op integratie te hebben? (Bron)

Het is niet terecht de schuld van de integratieproblemen bij de bijzondere scholen te leggen. De gemeenten zijn schuldig aan het onderscheid zwart/wit en de segregatie in het onderwijs, want zij zijn verantwoordelijk voor een adequaat onderwijsachterstandenbeleid. (Bron)

Het bijzonder onderwijs is enorm grote groep: bijna tweederde van de kinderen in het primair onderwijs gaat naar bijzonder onderwijs (Bron) In 2004 had 60% van de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs een christelijk-confessionele signatuur (rooms-katholiek en protestant-christelijk). (Bron p. 376)

Zwarte en witte scholen bestaan binnen verschillende richtingen / denominaties. (Bron p. 10). Het bijzonder onderwijs krijgt de schuld maar er zijn ook veel witte openbare scholen (Bron). Het bijzonder onderwijs kent procentueel over het hele land gezien nauwelijks minder allochtonen (Bron p. 7), ‘als 20.000 allochtone kinderen overgeheveld zouden worden naar het bijzonder onderwijs, zou er een volstrekt evenwicht zijn’ (Bron) 86% van de rooms-katholieke scholen en 70% van de protestant-christelijke scholen heeft allochtone leerlingen op school. Van alle allochtone leerlingen zit 53% op een bijzondere school; 47% zit op een rooms-katholieke of protestant-christelijke school (Bron p. 63). In de vier grote steden zitten er zelfs meer allochtonen op bijzondere scholen dan op openbare scholen (Bron p. 7)

Scholen met bijzondere pedagogische inslag (zoals bijv. Montessori, Dalton, Jenaplan) hebben voornamelijk autochtone leerlingen (Bron p. 10)

Als er sprake is van een selectief toelatingsbeleid, dan is dat niet op basis van etnische afkomst of achterstand maar op basis van levensbeschouwing c.q. godsdienst. Selectie op basis van herkomst of etniciteit is verboden krachtens de Algemene Wet Gelijke Behandeling (Bron p. 63) De Hoge Raad heeft in 1988 al geoordeeld dat bijzondere scholen kinderen mogen weigeren, zolang het niet op grond van ras is en zolang de weigering berust op de grondslag van de school (Bron). Het mag alleen als bijzondere scholen een consequent beleid op dit punt voeren en als in de directe omgeving van de school een coherent voedingsgebied van tot de richting te rekenen kinderen aanwezig is. Dit geldt voor slechts 5 % van de scholen op (streng) orthodoxe grondslag. (Bron p. 17-18) Alle andere scholen kennen feitelijk al de acceptatieplicht.

De overheid is verplicht om voldoende (openbaar) onderwijs te regelen. Op de plaatsen waar een bijzondere school een monopoliepositie heeft (enige school is), is zij verplicht algemeen toegankelijk (Bron p. 17-18).

Islamitisch onderwijs werkt segregatie niet in de hand want het islamitisch onderwijs staat ook voor niet-moslims open. 85% van het management, de leerkrachten en leidinggevend personeel op de islamitische scholen bestaat uit autochtone, niet-moslims. Kwaliteit en capaciteit gaan voorop en niet de etniciteit of godsdienstige achtergrond. Een tijdje geleden was er veel ophef over het feit dat een Nederlander van Marokkaanse komaf werd aangesteld als directeur van een rooms-katholieke school. De overgrote meerderheid van de islamitische scholen heeft al 20 jaar een niet-moslim aan het roer; islamitische scholen staan dus open voor mensen van andere gezindten (Bron).

In de werkelijkheid van de school zijn er nauwelijks problemen met toelatingsbeleid. Dat is alleen zo in de "werkelijkheid" van de politiek (D66 Schuyer in (Bron)

De meeste bijzondere scholen zien juist een missie in het toelaten van bijv niet-christenen: investeren in deze jeugdigen als sociale taak (Bron p. 63)

  • Voorbeeld van zo’n school: een protestant-christelijke school waar 200 van de 330 leerlingen islamitisch zijn. De ouders moeten christelijk onderwijs op prijs stellen. Tijdens de weekopening wordt gebeden tot God. Meisjes dragen geen hoofddoekje (Bron).
  • Veel christelijke scholen, zeker in de grotere steden, dragen hun steentje bij aan onderwijs aan leerlingen met een allochtone achtergrond. In kleinere gemeenten worden bijzondere confessionele scholen bezocht door allochtone leerlingen in percentage overeenkomend met het aantal allochtonen op de gehele bevolking aldaar. (Bron)
  • Uit onderzoek van de SP blijkt dat een hoog percentage protestant-christelijke en rooms-katholieke scholen ziet voor zich een taak voor opvang van kinderen uit een achterstandssituatie en is bereid tot het maken van bindende afspraken over hun bijdrage aan de integratie. (Bron, Bron)

Gedwongen spreiding werkt niet. Uit onderzoek van Sjak Rutten van onderijsadviesinstituut Sardes naar ‘bussing’ dat destijds in Amerika werd toegepast blijkt dat dit segregatie alleen maar in de hand heeft gewerkt en daarbij kostbaar is en de keuzevrijheid van ouders beperkt. (Bron) Gedwongen spreiding had in de VS tot gevolg dat witte ouders (gezinnen) de stad uitvluchten en dat geeft een tegengesteld effect (Bron)

Blijkens onderzoek ontstaat segregatie niet door selectiemechanismen van de scholen (Bron p. 2).

Oververtegenwoordiging van allochtone achterstandsleerlingen op openbare scholen is een gevolg van (Bron p. 393-394):

  • Eenzijdige bevolkingssamenstelling van bepaalde wijken
  • Relatief ruime aanwezigheid van openbaar onderwijs in de grote steden
  • Schoolkeuzegedrag van autochtone ouders (witte vlucht)